Hoe stap je over op natuurinclusieve landbouw? Dick en Stefan Dankers waren in Noord-Brabant een van de eerste agrarische bedrijven die bij de provincie aanklopten om een businessplan op te kunnen stellen. Exitus hielp hen bij het opstellen van dit plan. Hoe dat verliep …?
Mooi om bij de familie Dankers in Dongen aan tafel te zitten. Met vanuit de woonkamer uitzicht op de potstal. Met het geluid van koeien op de achtergrond, van wie de meest nieuwsgierige het bezoek al hadden verwelkomd; bij de poel, die naast de inrit en tegen de houtwal aan ligt. En met aan de andere kant van de weg, ondanks de langdurige droogte van de zomer, een veld met mals gras, waar diverse klaversoorten welig groeien. Vragen stellen hoeft eigenlijk niet tijdens het gesprek. Vader en zoon zijn rasvertellers. “We hadden misschien beter ooit een kroeg kunnen beginnen”, lacht de 65-jarige Dick, die met zijn vrouw Lian het bedrijf in 1980 overnam van zijn ouders en die het binnen nu en enkele jaren over hoopt te kunnen dragen aan de derde generatie. De liefde voor de natuur zit bij de familie in de genen. “Mijn vader was er altijd al mee bezig om in balans te zijn met de omgeving. Dan zag hij dat zwaluwen niet graag op houten spanten zaten en spande hij draden door de stal. Maar hij had bijvoorbeeld ook een eigen bos voor geriefhout. Dat we in 1998 de overstap hebben gemaakt naar biologisch, was dan ook heel vanzelfsprekend. Het past bij hoe wij willen ondernemen. Het past bij hoe wij in het leven staan.”
Van biologisch naar natuurinclusief Toen de overheid met de prikkel kwam voor agrarische bedrijven om door te ontwikkelen naar natuurinclusief, meldden vader en zoon Dankers zich direct. Om er al snel achter de komen dat het voor hen als biologisch bedrijf misschien wel lastiger is om die stap te maken dan voor een gangbaar bedrijf. En dat heeft dan met de definitie van ‘natuurinclusief’ te maken. Die ontbreekt. “Ja, dat is best bijzonder”, vertelt Stefan (34). “Als gangbaar bedrijf is het relatief gemakkelijk om stappen vooruit te zetten om het stempel ‘natuurinclusief’ te krijgen. Je hoeft – en nu chargeer ik het – maar een houtwal aan te leggen. Maar wij hadden al zo’n wal, wij zaaiden al kruidenmengsels, wij hadden al een poel, wij gebruikten voor een groot deel al graan als krachtvoervervanger, enz. En toch mochten we ons niet natuurinclusief noemen. Terwijl een intensief bedrijf met houtwal dat dus wel zou mogen ...” Om het predicaat ‘natuurinclusief’ te krijgen, moet je de provincie Noord-Brabant namelijk laten zien dat je je ontwikkelt. Vanuit een status quo naar natuurinclusiever; of in het geval van de familie Dankers: naar nóg inclusiever. Dat is het criterium. “Waar wij dan op in hebben gezet? Op zaken als uitbreiding van het teeltplan, de bouw van een groot insectenhotel en een actiever randenbeheer.”
Van doorontwikkelplan naar Businessplan Het doorontwikkelplan stelde Stefan zelf op, in goed overleg met leveranciers en adviseurs met wie hij en zijn vader al langer samenwerkten. De volgende stap naar natuurinclusief ondernemen, was het opstellen van een businessplan. Daarvoor had hij wel degelijk hulp nodig. Sterker nog: daar is de subsidie à 10.000 euro van de provincie ook voor bedoeld: om het rapport door een externe partij op te laten stellen. Een van zijn relaties wees hem op Exitus, waar de familie niet eerder mee had samengewerkt. “Je doorontwikkelplan is als het ware jouw visie op de toekomst van je bedrijf”, vertelt Stefan. “In het businessplan ga je die visie met cijfers onderbouwen. Want heel simpel: met alleen betrokkenheid bij het landschap en de natuur kunnen wij de bakker niet betalen. Alles wat je investeert, moet linksom of rechtsom terug worden verdiend. Wat denk je dat het je gaat opleveren? Dat is feitelijk de vraag die je in je businessplan moet zien te beantwoorden. Exitus heeft dat perfect gedaan. Positief, maar realistisch. En – dat vonden wij knap, omdat Exitus niet in deze streek gevestigd is – met gevoel voor het gebied hier.”
‘Natuurinclusief opent deuren’ Inmiddels mogen ze hun bedrijfsvoering natuurinclusief noemen. Dick: “Wij hadden verwacht dat we een certificaat of zoiets zouden krijgen van de provincie. Als ‘beloning’. Maar het was niet meer dan een korte brief, haha … Nou ja, prima hoor. Wij zijn blij met de inspanningen die we hebben gedaan. We hebben, samen met Exitus, weer eens heel kritisch naar ons bedrijf, de bedrijfsvoering en onze toekomst gekeken. Dat is altijd goed om te doen. Daar leer je van. En heel eerlijk: het prikkelt je om met ideeën die je misschien al langer had aan de slag te gaan.” Verder vinden vader en zoon het waardevol dat ze het plan, waar ze in totaal ruim een jaar aan hebben gewerkt, hebben mogen presenteren aan een onafhankelijke commissie, met daarin afgevaardigden van Waterschap De Dommel, natuurvereniging IVN en de HAS: “Het plan is dus vanuit meerdere hoeken kritisch doorgelicht. Het is dan fijn om te merken dat er positief of zelfs enthousiast op wordt gereageerd.” Dat enthousiasme vonden ze ook bij hun bank, aan we ze het businessplan op eigen initiatief voorlegden. Dick: “Weet je, wij hebben altijd in familiebedrijven geloofd. Jarenlang voelden we ons een soort van roepende in de woestijn: alles moest maar groter. Alles moest maar meer. Met dit plan tonen wij aan dat je als biologisch bedrijf dat op relatief kleine schaal opereert, met een natuurinclusieve bedrijfsvoering, goede perspectieven op bestaansrecht hebt! Het plan, met onderliggende visie en cijfers, opent deuren. Bij de bank, waar we in de toekomst ongetwijfeld nog eens aan zullen moeten kloppen. Maar ook bij de provincie, met wie we in overleg zijn over een grondruil. Dus of we blij zijn dat we dit traject zijn aangegaan? Absoluut!”